Pagina's

zondag 11 september 2016

Examencommissiegedoe 1: Ik schaam me

Onderstaande schreef ik in sept. 2015 n.a.v. gedoe rond een negatief studieadvies aan mijn dochter. Ik publiceerde het niet. Te dichtbij. Nu kan publicatie wel, denk ik. 

Er hoort overigens wel een naschrift bij dit stukje, namelijk dat mijn dochter eind oktober 2015 alsnog te horen kreeg dat het negatief studieadvies ingetrokken was en dat zij verder mocht studeren. Over de achtergrond van deze plotselinge verandering van inzicht bij de EC wil ik het hier niet hebben, te ingewikkeld. Mijn dochter was toen echter al zo gemangeld, bovendien was het jaar al zo ver gevorderd dat ze er de moed niet toe had. Ze gaat de studie nu dit jaar (2016-17) vervolgen. Pijnlijk was ook nog dat zij door al dat intrekken en weer toestaan een boete kreeg van DUO, o.m. vanwege de OV-kaart. Het maakte dat ik me nog meer schaam. We zijn zo onzorgvuldig met de jonge mensen die aan ons zijn toevertrouwd. Als het je eigen dochter betreft, voel je dat tot in je botten.  
-----------------------------------------------------------------------------------------------------
Mijn jongste dochter is mijn pijnappel. Op school wilde ze niet echt vooruit. In haar puberteit deed ze ongeveer alles wat je als vader liever zou willen voorkomen. Met hangen en wurgen maakte ze uiteindelijk een MBO-opleiding af. Daarna ging ze een tijd ‘in de paarden’. Daar is ze goed in. Maar bevredigen deed het haar niet. Ze was ondertussen 22, een mooie, jonge, woelige vrouw die de gekke haren van de jonge jaren stukje bij beetje afgeknipt had. Ze wilde meer. Dat maakte me vrolijk. Dat was ook wat ik haar altijd had voorgehouden. Wil meer. Doe. Niet bij de pakken neerzitten. Uiteindelijk besloot ze een opleiding te volgen aan dezelfde faculteit waar ik werkzaam ben, die van Communicatie en Journalistiek aan de Hogeschool van Utrecht. Ik vond het wel lastig, mijn dochter zo dichtbij. Maar ook leuk.


Ze had een achterstand. Daarvoor had ik haar gewaarschuwd. Dat ze hard moest werken. Dat ze nog niet op het vereiste niveau zat. Dat haar kennis ontbrak. En dat haar geschreven Nederlands beslist onvoldoende was. Tot mijn vreugde zag ik razendsnelle vooruitgang. Weliswaar wist ze nog steeds niet echt wat studeren was en maakte ze meer taalfouten dan je van iemand van haar leeftijd zou verwachten maar ze ging als een speer vooruit. Ze leerde. Ze vroeg. En haar geschreven teksten werden steeds beter. Een en ander bleek ook uit haar studieresultaten. Ze haalde zo goed als alle tentamens en opdrachten, soms met de hakken in de sloot maar toch.

In het vierde en laatste blok van het jaar ging het fout. Het is moeilijk te zeggen waarom dat gebeurde en ik ben, ondanks pogingen daartoe, verre van objectief. Vermoedelijk overschatte zij zichzelf. Daar was wellicht reden toe. Het ging allemaal zo goed. Maar ze had ook pech. Een docent van wie ze nooit les had gehad, legde andere criteria aan dan haar eigen docenten en keurde al haar werk af. Ach, misschien is het omdat dat hij jong is en zich nog moet bewijzen. Zoiets gebeurt. In dit geval was dat echter des te pijnlijker omdat deze docent feitelijk alle punten van dat laatste blok (12,5 van de 15 en vanwege de koppeling van twee 2,5 EC vakken dus eigenlijk alle 15) bepaalde - iets wat volgens mij overigens nooit zou mogen maar dat terzijde. Verder had mijn dochter eerder in het jaar een (1) deeltentamen niet gehaald waardoor het wel behaalde deel van het tentamen niet meetelde. Zo was er meer. Opeens, in twee weken, sloeg de situatie om als een blad aan de boom en bleek zij onvoldoende (40 van de 60, vereist is 45) punten te hebben om verder te studeren. En inderdaad, eind juli kwam de gevreesde brief. Ze mocht niet verder. Protest hielp niet. Argumenten evenmin. Een beroep op redelijkheid werkte niet. 40 is 40 en niet 45. Zo zijn de regels. Het was over en uit, met als gevolg dat alle vooruitgang, alle winst, alle vrolijkheid van mijn dochter in één klap verdween. Ze is nu 23, een jaar verder maar vele stappen achteruit.

Acht jaar geleden schreef ik een boekje over de Nederlandse managerscultuur in het onderwijs. In dat boekje, getiteld Het zand in de machine, hekelde ik de regeltjescultuur en het gebrek aan aandacht voor datgene waar het in het onderwijs om gaat: jonge mensen vooruit helpen. Alles moet wijken, zo beweerde ik, voor de poging met hen de juiste weg te vinden. Wij docenten moeten niet voor maar achter de klas staan, betoogde ik. In de Nederlandse regulatureluur is helaas het tegenovergestelde het geval. Doel en middel zijn omgedraaid. Het gaat steeds weer om de regeltjes, mensen zijn bijzaak.

Sindsdien is een en ander vele malen erger geworden. Een belangrijke factor is het zogenaamde InHolland-syndroom. Alle hogescholen en universiteiten zijn als de dood dat ze hetzelfde overkomt als InHolland in 2010 en dus maken ze regels, almaar meer regels. Ook daarover heb ik herhaaldelijk geschreven. Herhaaldelijk ook ben ik over de ene of andere student in aanvaring gekomen met de eigen regulatureluurders, vaak leden van de Examencommissie. Steeds weer betoogde ik hetzelfde, meestal tevergeefs overigens: dat het om mensen gaat en dat regels er zijn om te verlaten, niet om blind aan vast te houden. Ik heb daarmee lang niet altijd vrienden gemaakt.

In afgelopen weken is van alle kanten, ook door de minister, de Onderwijsraad, de Kamer en de Nationale Denktank verzet aangetekend tegen de regeltjeswaanzin. Het schip gaat keren. Het zal nog lang duren voordat het ook daadwerkelijk keert maar het gaat gebeuren. Daarvan ben ik overtuigd. Zo kan het niet voortgaan.

Het zal mijn dochter niet meer helpen. Wat had moeten gebeuren, zal niet gebeuren. Iemand had gewoon met haar moeten gaan zitten, praten, een oplossing zoeken. Het is mogelijk dat de opleiding voor haar niet de juiste is. Dan kan ze inderdaad beter opstappen. Het is idioot te denken dat iedereen moet studeren. Waarom? Dat is een volstrekt achterhaalde gedachte. Maar als iemand wil studeren en daartoe ook in staat is, dan moet alles op alles gezet worden deze persoon daarbij te helpen. Een 40 of hoeveel dan ook puntenregeltje kan een indicatie voor geschikt- of ongeschiktheid zijn. Kan. Maar het mag nooit het enige criterium zijn. Iemand kan pech hebben. Beoordelingen zijn niet objectief. Mensen, zowel leerlingen als leraren, maken fouten. Er zijn, kortom, tal van redenen eerst, vooral en duizendmaal naar de mensen en dan pas naar de regels te kijken, niet andersom. Maar het gebeurt niet. Vele malen heb ik het verdriet van mijn leerlingen over de regeltjeswaanzin gezien. Nu zie ik dat van mijn dochter. Vanzelfsprekend raakt dat me nog dieper.

Zoals gezegd tekende mijn dochter bezwaar aan tegen het negatieve studieadvies. Een antwoord liet vier weken op zich wachten. De aanhef ervan luidt: Beste STD\1660686. Het is genoemde idiotie in een notendop.

Als ik jonger of als de economie beter was, zou deze ervaring voor mij de druppel zijn. Ik wil niet werken in een systeem dat zo dom, slecht en zinloos is. Helaas kan ik weinig kanten op. Maar ik schaam me wel, diep, dit keer ook tegenover mijn dochter. Net als zoveel van mijn goedbedoelende collega’s voel ik me als een secretaris in oorlogstijd.