Pagina's

maandag 29 januari 2018

Twee recente gevallen van ongelukkige academici

Het zal weinigen ontgaan zijn: de sombere ontslagbrief van Eelco Runia die op 20 januari 2018 in het NRC Handelsblad stond. Runia hield de universiteit voor gezien. De belangrijkste reden hiervoor is het marktdenken. Dat brengt allerlei nadelen met zich mee en maakt een eind aan de professionaliteit die voorwaarde is voor het goed functioneren van een wetenschappelijk medewerker. Persoonlijk vind ik het belangrijkste negatieve effect van het marktcredo niet de werkdruk, de hypocrisie of de verengelsing van het onderwijs,' schrijft Runia
maar de sluipende deprofessionalisering van de stafleden.
In het werkethos van de professional liggen elegante sturingsmechanismen besloten, die door het marktdenken krachteloos worden. De aloude professional beschikte over specialistische kennis, was het aan zijn beroepseer verplicht kwaliteit te leveren en voelde zich zelf verantwoordelijk voor wat hij deed. Marktwerking echter betekent productiedwang. En productiedwang betekent bureaucratische controle. En omdat die bureaucratische controle niets anders is dan geïnstitutionaliseerde argwaan tegen professionele zelfsturing kwijnt die zelfsturing, ja professionaliteit tout court, langzaam weg.
Het nettoresultaat is dat we zitten opgescheept met een doos van Pandora vol audit-systemen, verantwoordingsprotocollen en oppermachtige examen- en visitatiecommissies. Ik herinner me dat ik toen ik als gasthoogleraar op Berkeley naar ieders tevredenheid onderwijs gaf aan slimme en veeleisende Silicon-valley studenten, dringende mails van mijn universiteit van herkomst kreeg dat het de hoogste tijd was om mijn ‘basiskwalificatie onderwijs’ te halen.
Het is niet alleen fraai gezegd maar klopt ook als een bus & spoort met alles wat op dit blog staat.  Nog een dan maar:
Hoe langer hoe meer leven universitaire docenten in een schijnwereld. Onze versie van ‘markt’ leidt niet tot ‘tucht’ maar tot de verplichting door allerlei brandende hoepels te springen. Docenten moeten voortdurend dingen doen die niet alleen veel tijd kosten, maar ook geen enkele relatie hebben met waar ze als professional of zelfs maar als integer mens voor staan. Maar omdat het de dingen zijn waar ze op afgerekend worden – en omdat de accreditatie en daarmee de boterham van de collega’s ermee op het spel staan – doen ze ze toch maar. In een artikel met de toepasselijke titel ‘McUniversity’ stellen Martin Parker en David Jary: "Managing appearances [is] a fruitful strategy if it is only appearances that get measured." Dat is wat ik de laatste jaren veel te veel heb moeten doen. Het gaat niet langer om het geven van werkelijk goede feedback, maar om het zodanig invullen van beoordelingsformulieren dat de visitatiecommisie er geen vat op krijgt.
Denker des Vaderlands, René ten Bos voegde hier enkele dagen nadien in Trouw nog een en ander aan toe. Ondermeer dat de discussie over professionals niet alleen op de universiteit, maar net zo goed in de zorg, de media of het lager en middelbaar onderwijs speelt. 'De discussie draait eigenlijk om de vraag: wie is de baas?"' stelt hij vervolgens - en inderdaad, daar is veel voor te zeggen.
Is het de onderwijsmanager die steeds meer studenten weet binnen te halen en tegenwoordig ook in hoge mate de programma's bepaalt? Is het de decaan? Of zijn het de studenten, de klanten? Immers, wie betaalt, bepaalt. Met de teloorgang van de marktimmuniteit van de professional zijn er allerlei gedragscodes ontstaan waardoor er steeds meer toezicht is gekomen op organisaties als universiteiten. Want je moet natuurlijk wel controleren of die professional voldoende marktconform werkt. Men noemt dat governance.
Duidelijk is dat de managers van die toegenomen bemoeizucht hebben geprofiteerd. Dat is paradoxaal. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de vraag in hoeverre mensen beroepsgroepen vertrouwen. Dat resulteert dan in betrouwbaarheidslijstjes. Wetenschappers scoren steevast hoog op die lijst, ze staan net onder de verpleegster en de dokter. Politici en managers prijken helemaal onderaan de lijst. Nu krijgen managers van politici de opdracht: controleer de professional. Wij geven dus mensen die we niet vertrouwen de opdracht mensen die we wel vertrouwen te controleren. Dat is hilarisch. 
En wat betreft de steeds terugkerende soap van de evaluaties:
Een van de kenmerken van de universiteitsbureaucratie is dat iedereen al zucht onder al die inspecties. Om te voldoen aan de eisen van zo'n controlerende commissie en de noodzakelijke accreditatie te verkrijgen, moet je een hoop administratieve procedures door. Ik moet bijvoorbeeld jaarlijks evaluatierapporten schrijven op basis van wat studenten over mijn vak gezegd hebben. Zoiets is dan klantgericht. Dat betekent dat ik hun opmerkingen, vaak handgeschreven en slecht leesbaar, moet inscannen. Ik heb studenten ernaar gevraagd. Meestal zeggen ze dat ze dit soort evaluaties onzinnig vinden. Daarom maken ze zich er met een jantje-van-leiden van af. Toch word ik gevraagd er serieus op te reageren, wat me elk jaar meer tijd kost.
Conclusie: de professional moet weer de baas worden?
Die oproep hoor je steeds meer, en die steun ik ook. Maar dat is moeilijk voor elkaar te krijgen, want je vraagt dan mensen die in dit systeem de macht hebben gekregen en er baat bij hebben, het te veranderen.
En dat willen ze niet. Natuurlijk niet - en dus verzinnen ze iets om de zaak te verzachten en toch de touwtjes in handen te houden. Dat iets is, het zou eens niet, een commissie, een protocol, een afspraak, een vergadering, een... ja hoor, rapport.